Boer

Onderzoek van Wageningen Universiteit heeft laten zien dat er herkenbare bedrijfsstijlen te onderscheiden zijn en dat in elke stijl een redelijk inkomen valt te verdienen. Ook blijkt dat naarmate een bedrijf stijlspecifieker is de bedrijfseconomische resultaten beter zijn. Dit wijst op het belang van het uitbalanceren van het bedrijf volgens een heldere logica en gedachte. Het laat ook zien dat er niet ‘één beste manier van boeren’ is. Dit wijst ook het belang van het volgen van een duidelijke bedrijfseigen strategie en plan.

De analyse van de bedrijfsstijl is een nuttig hulpmiddel bij de discussie over bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling. De milieubelasting (in ieder geval wat betreft stikstof en fosfaat) kan sterk uiteenlopen tussen bedrijven en stijlen. Vooral de kwaliteit van de bedrijfsvoering doet er toe. Er is bijvoorbeeld ook geen eenduidig verband tussen intensiteit en milieubelasting per kg melk zoals wel eens wordt verondersteld. Het is dan ook verstandig om in het milieubeleid hier rekening mee te houden. Als beleid gebaseerd is op ‘gemiddelden’, dan is er geen motivatie voor boeren om het beter te doen en de kwaliteit van de bedrijfsvoering te verhogen. Geef boeren de ruimte om het op de eigen manier te doen en eigen systemen voor te ontwikkelen. Bij een dergelijk eigen systeem geldt ‘het moet niet maar het mag’ (voorbeelden zijn onder andere de kringloopwijzer en bex in plaats van dierrechten). De administratieve lasten liggen daarbij niet bij de overheid, maar bij (samenwerkende) boeren; certificering gebeurt vanuit de eigen organisatie en er is een duidelijk collectief belang om het goed te doen. Dit principe geldt niet alleen voor bijvoorbeeld het mestbeleid, maar kan ook toegepast worden bij bijvoorbeeld vergroening van het GLB.

Elke stijl heeft eigen specifieke sterke punten en kwetsbaarheden. Omdat de markten in de toekomst waarschijnlijk minder stabiel zijn dan die in het verleden lijken vooral de kwetsbaarheden aan belang te winnen. Dat geldt bovenal voor de melkprijs die naar verwachting in de toekomst behoorlijke schommelingen zal laten zien. Het effect van dergelijke schommelingen kan verschillen per bedrijfsstijl. Vooral bedrijven en stijlen met een relatief lage marge per kg melk zijn kwetsbaar.

Maar ook andere factoren dan de melkprijs zijn van belang. Zo bestaat het risico dat de voerprijzen hoog blijven als de melkprijs daalt wat vooral een negatief effect zal hebben voor de bedrijven die veel voer aankopen. De rente is nu reeds geruime tijd laag, en zal dat naar verwachting nog wel enkele jaren blijven, maar kan in de toekomst toch ook wel weer stijgen wat dan vooral effect zal hebben op bedrijven met een lage solvabiliteit (gering eigen vermogen). Ook de grondmarkt is ongewis. Een daling van de grondprijs kan de kredietwaardigheid van sommige bedrijven behoorlijk negatief beïnvloeden, terwijl een stijging groei duurder maakt. De arbeidsmarkt is op zijn beurt weer van belang voor sterk vergrootte bedrijven of bedrijven die in de toekomst sterk willen groeien, en die(veel) vreemde arbeid nodig hebben. Het is niet ondenkbaar dat, zoals bijvoorbeeld in de

Het zoeken naar relaties tussen groeistrategie, buffervermogen en duurzaamheid en het verhogen van het aanpassingsvermogen van bedrijven lijken betekenisvolle speerpunten voor nieuw onderzoek, studiegroepen en bedrijfsontwikkeling. De verschillende ontwikkelingspaden die boeren in verschillende bedrijfsstijlen voor ogen hebben kunnen daarbij dienen als basis zijn voor het opstellen en doorrekenen van scenario’s.